Digitale diensten

 

U bent ingelogd

 

Knipselkrant    

 

Dossiers    

 

Links    

 

Archief    

 

Uw mening

Volgens een onderzoek bezorgen beveiligingskwesties de IT-manager enorm veel stress. Is dat zijn eigen schuld?
    ja, middelen zat
    hangt ervan af
    nee, het is zijn taak om gestresst te zijn

     


Deals, deals, deals!



 

Deze week in AG

 

Deze week in Automatisering Gids...



Rubrieken

 

 

 

Algemeen

 

Communicatie

 

Internet

 

E-handel

 

Systemen

 

IT-diensten

 

Software

 

Beheer

 

Financieel

 

Bedrijven

 

Overheid

 

Mensen

 

Euro & Y2K

 

Onderwijs

 

Producten

 

 

Nieuwsberichten

terug
mail naar de redactie

 


 e-mail nieuwsbericht   print nieuwsbericht

 

 

Onderwijs en offshoring

 

 

 

 

 

Delta-plan volstrekt overbodig & Vastleggen van kwaliteit is essentieel

 

 

 

 

 

Offshore outsourcing is een trend die niet is tegen te houden. Hoe moeten universiteiten en HBO-instellingen hierop reageren? Volgens Mark Overmars is een Delta-plan om het IT-curriculum aan te passen volstrekt overbodig. Tim Willemse, Marko van Eekelen en Jan Tretmans leggen de nadruk op validatie-, verificatie- en testtechnieken. Dit is de vierde aflevering in een serie. Eerdere artikelen verschenen 25 februari, 4 en 11 maart.

 

 

 

 

 

‘Delta-plan volstrekt overbodig’

Mark Overmars: hoogleraar

In zijn bijdrage ‘Offshoring vereist drastische aanpassing IT-curriculum’ betoogt Daan Rijsenbrij (AG 11 maart) ten onrechte dat er een Delta-plan nodig is om de Nederlandse IT-opleidingen aan te passen aan de nieuwe behoeften van de IT-industrie. Hij ziet de IT-industrie hierbij primair als de detacheringsindustrie. Er bestaat echter ook een uitgebreide en groeiende IT-industrie die zich richt op nieuwe IT-toepassingen in bijvoorbeeld de geneeskunde en de entertainment. Voor beide bedrijfstakken zijn er al goed vormgegeven opleidingen.
De kennis en activiteiten die Daan Rijsenbrij nodig acht voor de industrie hebben hun plaats allang gevonden in de opleidingen informatiekunde in Nederland. Deze zijn het afgelopen decennium ontstaan naast de informatica-opleidingen en richten zich meer op het gebruik van ICT en het effect hiervan op bedrijven, organisaties en mensen. De opleiding informatiekunde zoals die bijvoorbeeld in Utrecht wordt aangeboden voldoet uitstekend aan de criteria die Daan Rijsenbrij stelt en daarvoor is een herbezinning, Delta-plan of zelfreflectie dus volstrekt niet nodig. De universitaire opleidingen informatiekunde hebben zich altijd al gericht op die elementen die juist moeilijk te offshoren zijn.

Weinig zinvol
De academische informatica-opleidingen leiden hele andere studenten op, gericht op een markt waarin wetenschappelijke vernieuwing en uitdagende toepassingen belangrijke ingrediënten vormen. Deze markt wordt, naast grote bedrijven als Philips, gevormd door relatief kleine spelers, die helaas vaak niet om de tafel zitten als gesproken wordt over de toekomst van de IT-industrie in Nederland, maar die een belangrijke rol kunnen spelen in die toekomst. Deze bedrijven hebben behoefte aan informatici met een sterke fundamentele basis, gekoppeld aan inzicht in vernieuwende applicatiegerichte technologieën, zoals multimedia, visualisatie, games, robotica, intelligente systemen, datamining, gridcomputing en programmageneratie. Zowel het belang van fundamentele informatica als van dergelijke toepassingsdomeinen wordt ook keer op keer bevestigd door commissies van het ministerie voor Economische Zaken. Zwaartepuntenlijsten zoals die door bijvoorbeeld het innovatieplatform, de taskforce ICT en het Informaticaonderzoek Platform Nederland zijn geformuleerd, doen hier recht aan.
Ook hier geldt dat de universitaire opleidingen zich allang op deze thema’s richten. Informatica-opleidingen leiden geen studenten op tot programmeur, websitebouwer of helpdeskmedewerker, en er is dan ook geen risico dat de afgestudeerden werkloos zullen worden als gevolg van offshoring. Ook voor de informatica-opleidingen lijkt een Delta-plan dus weinig zinvol.

Grote tekorten
De zorgen voor de toekomst van de IT-industrie in Nederland liggen niet in de kwaliteit en inhoud van de Nederlandse informatica- en informatiekunde-opleidingen maar veel meer in het beperkte aantal studenten dat deze opleidingen volgt en in de beperkte financiering voor vernieuwend informatica-onderzoek. De omvang van het wetenschappelijke informatica-onderzoek in Nederland is nog altijd zeer gering. En de studentenaantallen liggen ver onder de behoefte die er is aan academisch geschoolde informatici en informatiekundigen. De branche verwacht grote tekorten en dit kan het innovatievermogen van de industrie aantasten. Misschien is er een Delta-plan nodig om potentiële aankomende studenten ervan te overtuigen dat informatica ontzettend leuk en uitdagend is.

Mark Overmars
Prof.dr. Mark Overmars (http://www.cs.uu.nl/ ~markov) is als hoogleraar Informatica verbonden aan de Universiteit Utrecht.

Vastleggen van
kwaliteit is essentieel

Marko van Eekelen en Jan Tretmans: hoofddocenten
Tim Willemse: onderzoeker

De uittocht van zowel banen als kennis als gevolg van outsourcing en offshoring wordt veelal met achterdocht bekeken. Wij zien deze trends echter als gezonde economische ontwikkelingen, die nieuwe kansen bieden en die bovendien illustreren dat de informatica als discipline tot wasdom komt. Wat betreft de gevolgen van outsourcing en offshoring voor onderzoek en onderwijs, kijken we nu vooral naar het software-ontwikkelingsproces.
Veel van de huidige software-ontwikkeling gebeurt op een manier die men voor het gemak monolithisch kan noemen. Een producent ontwikkelt software op verzoek van een consument. Het ontwikkelingstraject begint bij de wensen van de consument. Via de ontwikkelingsfasen specificatie, ontwerp, implementatie, codering en realisatie, leidt dit tot het softwareproduct dat de consument afneemt. Er zijn maar twee duidelijk herkenbare partijen bij betrokken, elk met hun eigen strikt gescheiden verantwoordelijkheden.
Onder invloed van outsourcing en offshoring wordt dit paradigma noodgedwongen verlaten: het monolithische software-ontwikkelingsproces wordt opgedeeld. Elk deelstuk kan potentieel door een andere partij ontwikkeld worden (outsourcing), eventueel in landen waar de kosten lager liggen (offshoring). Aan het eind van het ontwikkelingstraject moeten deze deelstukken worden samengevoegd en geïntegreerd tot een werkend systeem. Dit is een opdeling op basis van functionaliteit van het softwaresysteem.
Ook het ontwikkelingsproces zelf kan men opdelen. Alle fasen en activiteiten in dit proces kunnen worden uitbesteed. Zo kan het implementeren van een (deel)systeem op basis van een door partij A geleverde specificatie uitbesteed worden aan partij B, waarna het testen via outsourcing uitgevoerd wordt door partij C, terwijl partij D de installatie en het onderhoud voor zijn rekening neemt. Het aantal betrokken partijen neemt dus toe, en de rollen worden diffuser: een partij kan tegelijk zowel consument als producent zijn.

Complexer
De verdeel- en outsourcingsstrategie leidt tot een complexer ontwikkelingsproces met een bijbehorend complexer (be)heersprobleem. Naast een toenemend aantal betrokken partijen constateren we een toename van het aantal (deel)producten (code, documentatie, testverzamelingen etcetera) dat wordt uitgewisseld. Er is derhalve een noodzaak tot het vastleggen van goede afspraken tussen de betrokken partijen. Deze afspraken moeten eenduidig vastleggen waaraan de (deel)producten moeten voldoen. Denk aan functionaliteit, interfaces, beoogde koppelingen met andere (deel)producten. Maar ook niet-functionele kwaliteitskarakteristieken moeten worden vastgelegd, zoals security, reliability, performance etcetera, liefst allemaal met behulp van meetbare grootheden. Dergelijke volledige specificaties, inclusief alle mogelijke configuraties en parameters worden onmisbaar. Deze specificaties zullen bovendien steeds vaker dienen als basis voor het oplossen van conflicten en aansprakelijkheidsvraagstukken tussen betrokken partijen.
De huidige technieken voor het specificeren van software - van tussen- en deelproducten - zijn gebaseerd op informele, natuurlijke taal in plaats van meetbare grootheden. Beschikbare, goede technieken worden vaak niet gebruikt. Er heerst een cultuur die in stand houdt dat de specificaties vooral in de hoofden van mensen zitten; specificaties die ze bovendien liever mondeling overleveren dan ze expliciet en precies opschrijven.
Deze manier van werken biedt geen uitkomst in een gedistribueerde setting waarbij partijen met verschillende culturele achtergronden en met tijdsverschillen van 12 uur werken aan een project.

Kwaliteit
Essentieel voor succesvolle outsourcing en offshoring is dat (deel)producten precies en eenduidig zijn gespecificeerd, zoveel mogelijk onafhankelijk van taal en cultuur. Wat bovenal nodig is, is het beschikken over en het kunnen gebruiken van validatie-, verificatie- en testtechnieken om de kwaliteit van specificaties, ontwerpen, implementaties en code te kunnen bepalen en garanderen.
Onderzoek en onderwijs moeten bij het voorgaande aansluiten. Dit betekent concreet dat het redeneren over software- en computersystemen zich naar een hoger niveau van abstractie zal bewegen en dat technieken die systemen beschouwen op het niveau van koppelbare componenten, relevanter worden.
Daarenboven worden specificatie- en analysetechnieken op dat niveau belangrijker. Hier is een grote rol voor het onderzoek weggelegd, aangezien de analyse en controle van niet-functionele kwaliteitseisen nog een belangrijk en grotendeels onontgonnen gebied is. Daarentegen neemt het belang van technieken die zich richten op de details van de implementatie van componenten, af. Eigenlijk is deze beweging naar een hoger niveau van modelleren en redeneren in zowel onderwijs als onderzoek aan de Nederlandse universiteiten al aan de gang.
Kortom, outsourcing en offshoring zijn een natuurlijke ontwikkeling die vereisen dat op steeds hoger niveau van abstractie over steeds complexere systemen met meer toegevoegde waarde wordt geredeneerd. Dit leidt tot een beter en meer volwassen software-ontwikkelingstraject met de noodzaak (deel)producten preciezer vast te leggen en de kwaliteit ervan te controleren. Voor Nederland hoeft dit geen bedreiging te zijn, maar biedt het juist nieuwe kansen als uitbestedende partij. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat er voldoende kennis en kunde is om precies en eenduidig de kwaliteit van componenten te kunnen vastleggen en deze kwaliteit te kunnen controleren en garanderen.

Marko van Eekelen, Jan Tretmans en Tim Willemse

Marko van Eekelen en Jan Tretmans zijn universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Tim Willemse is onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en het Embedded Systems Instituut (ESI) in Eindhoven. (M. Overmars T. Willemse M.v. Eekelen J. Tretmans)

Weekblad 2005, week 11

 

 

 e-mail nieuwsbericht   print nieuwsbericht

mail naar de redactie

 

 



©1997-2005 Automatisering Gids

 

Zoeken

 

 

 

Rubriek

Jaar

Week

Sorteer op

wis

Klik hier voor zoektips.

Voorgaande weken

 

vorige week

2 weken terug

3 weken terug

4 weken terug

verder terug