Onderzoeksvaardigheden, voorjaar 2004
Leertaak 11
Experimenten en surveys
Achtergrond
Een onderzoeker gebruikt een experiment om systematisch en gecontroleerd variatie aan te brengen in een (onafhankelijke) variabele. Zo kan een eventueel causaal verband worden aangetoond tussen deze variabele en een andere (afhankelijke) variabele.
Er zijn verschillende vormen mogelijk. We kunnen experimenten doen met controlegroep, zonder controlegroep, met meting vooraf en achteraf, alleen met meting achteraf, enzovoort. Een opzet waarin we geen vergelijkingsbasis hebben, dus waarin we geen verantwoorde uitspraak kunnen doen over het effect van de ingreep op de onafhankelijke variabele, noemen we een pre-experiment. Als we een vergelijkingsbasis inbouwen, om zoveel mogelijk storende factoren te vermijden, hebben we een (echt) experiment opgezet. Idealiter kiest de onderzoeker zijn groepen random. Een experiment zonder randomisatie noemen we een quasi-experiment.
In een survey wordt een groot aantal onderzoekseenheden systematisch ondervraagd of geobserveerd. Surveys zijn bruikbaar voor beschrijvend of verkennend onderzoek, maar minder voor toetsend onderzoek. Een survey is nooit geschikt voor het aantonen van oorzakelijke verbanden: we hebben geen zicht op de volgorde van verschijnselen, dus een verklaring middels een survey zal niet valide zijn.
We kunnen verschillende vormen van surveys onderscheiden door te kijken naar de periode waarbinnen gegevens worden verzameld: soms gebeurt dat eenmalig, bij andere onderzoeken juist gedurende langere tijd (longitudinaal).
Leerdoel
Na het voltooien van deze taak kun je
Instructie
Product
Evaluatie