naam:Mark Overmeer
studierichting: Technische Informatica
startjaar studie aan de RU (toen nog KUN):1984
afgestudeerd in:1990
interview:2007/juni 2008
Beste Mark; we zien elkaar regelmatig in het bestuur van de
alumni-club. Leuk je ook eens te kunnen interviewen over vroeger!
Hoe kwam je er eigenlijk toe, Informatica te gaan studeren?
Op de middelbare school kon ik eigenlijk niet kiezen: ik wilde alle
technische studies wel tegelijkertijd doen. Geologie vond ik eigenlijk
ook erg leuk. Ik was al lang aan het spelen met computers --ook zelf
ontworpen en gesoldeerd-- en daar was toch wel erg veel te beleven.
Een goede gok: als informaticus sta je constant in contact met
allerlei technische vakgebieden (in ieder geval bij mijn werkgevers
en de opdrachtgevers die ik uitkies) Zo zie je nog eens wat van de
ontwikkelingen in de wereld!
Waarom koos je eigenlijk voor Nijmegen?
Als groot voordeel boven wat ik heb gezien bij veel andere opleidingen,
was de grote variëteit aan programmeertalen en -technieken waarmee
je werd geconfronteerd tijdens de studie in Nijmegen. Daardoor krijg
je meer gevoel wat er mogelijk is en meer afwisselende vaardigheden.
In 1984 was de studie erg breed en het vakgebied goed overzichtelijk,
dus het was de tijd om overal goed aan te snuffelen.
Nijmegen had grote plannen om te groeien. Met 85 eerstejaars kregen
we beschikking over de eerste terminal-kamers, waar we achter adm3a's
uren door moesten brengen. Dat leek toch al erg modern, vergeleken met
schrapkaarten en ponsbanden. En als Arnhemmer was Nijmegen eigenlijk
wel makkelijk en goedkoop, zeker omdat de studenten-OV nog niet bestond.
Wat vond je het leukst in je studie?
Ik heb de studie nooit echt als studie ervaren, maar meer als leerzaam.
Luisteren naar wat er werd verteld (af en toe bijslapen), wat knutselen
met opgaven, en kijken of het tentamen lukt zonder er al te veel voor
te moeten doen. Ik liep met plezier rond op de Universiteit. Daarnaast
was ik ook nog een tijd secretaris van Marie-Curie, de Natuurkundigen-club
die de nieuwe Informatica-opleiding hadden geadopteerd. Dat was de
tijd dat Thalia werd opgericht.
Wat doe je nu, en hoe kwam je daar terecht?
Na mijn studie werd ik eerst rekencentrum-programmeur bij het Nationaal
Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium NLR. Ik schreef groot aantal
applicaties voor de super-computer infrastructuur (in C), en ook
bijvoorbeeld aan het standregelsysteem van een satelliet.
Zes jaar later werd ik docent UNIX/Programmeren bij AT Computing, een toonaangevend "off-spring" bedrijf op de RU-campus. Het geven van trainingen is de beste manier om technieken perfect te leren begrijpen: je wordt constant uitgedaagd met onverwachte vragen.
Na zes goede jaren bij AT werd het tijd om de uit de hand gelopen hobbies om te zetten in werk. Ik heb altijd veel te veel ideeën. Binnen een vaste baan is het te lastig om ruimte te krijgen voor je eigen creativiteit. Nu lukt dat een stuk beter, al blijf je altijd zitten met tijdgebrek om alles te realiseren wat je bedenkt. Software ontwikkeling is helaas een arbeidsintensief proces.
Zes jaar op een zelfde plek zitten vind ik genoeg, dan is de nieuwigheid er van af, ook al heb ik veel plezier gehad van mijn beide posities. Op een gegeven moment moet ik gewoon weer iets anders. Informatica is een ideaal vakgebied: zo breed dat er altijd wel weer een flink afwijkende werkplek te vinden is. Informatici hebben het een stuk makkelijker dan bijvoorbeeld Natuurkundigen om te blijven veranderen: overal inzetbaar.
Wat houdt dat werk in?
Ik houd er een berg verschillende "banen" op na: inhuur programmeur,
netwerkbeheerder van een bedrijvencentrum, Open Source programmeur
in Perl, ontwikkelaar van een groot geklusterd satellietfoto archief,
website redacteur en soms nog docent.
Wat zie je als pluspunten en minpunten van je werk?
Ik werk voornamelijk vanuit huis, en dat vind ik heerlijk. Geen reistijd,
en geen collega's die zich vervelen en daarom even langs komen voor
een praatje. Nu heb alleen "conculega's": concurent-collega's. Om die
te ontmoeten zit ik in verschillende clubjes. Bijna wekelijks bezoek
ik wel een bijeenkomst om de contacten te onderhouden. Dat vind ik
aantrekkelijker dan steeds tijdens werktijd gestoord te worden.
Omdat ik uitsluitend in de UNIX omgeving werk, op het niveau van implementatie, is de sfeer eigenlijk altijd informeel. Geen pakken, geen "u" en iedereen helpt elkaar. Die informele sfeer vind ik erg belangrijk, buiten de hierarchie van management en zonder slepende vergaderingen.
De afwisseling van bedrijven waarmee je te maken krijgt is eveneens boeiend: zo zie je steeds weer andere delen van de samenleving.
Nadeel om puur als programmeur werkzaam te blijven is dat het moeilijk is om voor vol aangezien te worden, om een uur-tarief te krijgen wat vergelijkbaar is aan ontwerpers of managers. Een ander probleem voor een free-lancer is dat je meestal te laat wordt ingeschakeld, als een project al in vergevorderde staat --meestal scheefgezakt-- aan de gang is. Daarna moeten alle zeilen bijgezet om er nog iets van te maken. Strakke deadlines en periodes van wachten voor de volgende klus. Gelukkig kan ik dat soort opdrachten meestal vermijden: altijd genoeg te doen, meestal te veel.
Heb je veel moeten solliciteren?
Nee; mijn twee banen waren beide het gevolg van mijn eerste sollicitatie
brief. En nog altijd komen er meer projecten op me af dan ik aan kan.
Heb je veel bijscholing nodig gehad?
Als docent ben je constant aan het leren. Nu probeer een "studie" boek
per twee maanden te consumeren: de wereld verandert zo snel en ik wil
breed georiënteerd blijven. Verder bezoek ik rond de zeven conferenties
per jaar, en zit in allerlei conculega- groepjes die bijeenkomsten
organiseren. Als voormalig docent van cursussen voor gevorderde kan ik
het iedereen aanraden om ze regelmatig te volgen, maar het is niet mijn
manier van kennis ontwikkelen.
Waarbij is je studie Informatica nog van nut?
Het vreemde is dat ik het meeste nut heb van Theorische Informatica
(complexiteitsleer, jouw stokpaardje Dick), terwijl ik dat tijdens de
studie het lastigste vond. Het is juist een vak dat noodzakelijk gevoel
kweekt bij algoritmes, en wat de de meeste programmeurs missen.
In een les waar ik nog veel nut van heb discussieerden we over het verschil tussen error, failure, fault, mistake, broken. Het is zo belangrijk om goed na te denken over terminologie, zeker als niet "native speaker". Het zijn de puntjes op de spreekwoordelijke "i" waar ook vaak slordig mee wordt omgegaan. Grappig dat zoiets je bijblijft.
Wat zijn je toekomstplannen?
De komende jaren "rommel" ik nog wat aan. Genoeg afwisseling om me elke
dag weer met plezier achter de beeldbuis te zetten. Misschien breekt mijn
nieuwe internet dienst door, waarmee ik dan jaren onder de pannen ben.
En als me de creativiteit gaat ontbreken zal ik waarschijnlijk weer in
een vaste baan rollen, waar de vergaderingen en het consensus model veel
minder moeilijke concepten vragen.
Heb je nog contact met je medestudenten?
Als secretaris van de alumni-vereniging NINJA kom ik een flink aantal
medestudenten regelmatig tegen, bijvoorbeeld bij de lezingenavonden
die wij organiseren. Van veel te veel oud-studenten horen wij helaas
niets meer.
Heb je nog een goede raad voor aankomende studenten?
Gebruik de tijd op de universiteit goed om zo veel mogelijk gebieden
van de informatica te bekijken. Er zit voor iedereen veel leuks bij.
De werkgever bepaalt later wel wat je precies moet gebruiken, dat kun
je toch niet voorspellen. Een grote gereedschapskist is het beste voor
de IT, beter dan een enkele gespecialiseerde zaag. Vooral de voor het
oog overbodige, vreemde vakken kun je later nooit meer op kosten van
een baas bestuderen. Die geven nu juist iets extra's in je bagage.
Mark, hartelijk dank voor dit interview!